Jozef Levie, Marianne Levie-Finsi, Alida Content-Levie, Grietje, Herman, Max, Mozes, Salomon en Eli Content
Jopie Levie, zo werd Jozef in Meppel genoemd, vertegenwoordigde een belangrijk aspect van de geschiedenis van Meppel: het joodse ondernemerschap. Hij was eigenaar van De Goedkoope Bazar, een van de vele joodse winkels die Meppel tot de Tweede Wereldoorlog telde. Het was een soort ‘Winkel van Sinkel’, waar zelfs de stoep vaak als etalage werd gebruikt. Het assortiment was zeer uitgebreid:
Roelof Dikkers uit de Woldstraat was in zijn jonge jaren gezegend met vele krullen. Hijzelf was van mening dat dit te veel van het goede was en probeerde daar wat aan te doen. Hij toog daarom op gezette tijden naar de ‘Winkel van Sinkel’ van Levie om haarsmeer te halen, met als doel: het weg werken van zijn krullen.
Benjamin Levie had zes zonen, van wie er twee zijn jong overleden. Zoon Jopie, geboren op 11 januari 1897, nam met hulp van zijn vader de galanteriezaak van Jan Spraakman Pzn. in de 1e Hoofdstraat over. Evenals zijn vader en een schoonzus (bekend onder de naam Bloeme Pam) stond hij met een kraam galanterieën op de markt. ‘Alles voor een dubbeltje!’ zong hij dan altijd. Toch ging de aandacht van Jopie en zijn vrouw Marianne (haar meisjesnaam was Finsi) in eerste instantie uit naar zijn winkel. Het was een zaak die veel Meppelers nooit zullen vergeten, al was het maar omdat hij zijn buurkinderen iedere donderdag op een cent trakteerde onder de uitroep: ‘En nou opdonderen, ik kan ook niet meer missen.’
|
|
|
|
|
V.l.n.r.: Herman Levie, Salomon Levie en Ali Levie met haar broertje Max op de arm.
|
|
|
|
|
|
|
|
Mozes Levie.
|
|
|
Jopie was lang niet zo’n heethoofd als zijn vader. Integendeel zelfs. Hij kon mensen, als ze over de schreef gingen, op een grappige en niet kwetsende manier corrigeren. Een voorbeeld. Ook voor de Tweede Wereldoorlog werd het Sinterklaasfeest gevierd, zeker door een gezin met veel kleine kinderen. Zo had Jopie een keer een zekere Koning (een wat ruwe man met de bijnaam ‘Sire’) als Sinterklaas geregeld. Toen een paar kinderen Levie wat ongezeglijk werden, barstte Sinterklaas uit: ‘Ku’j d’r niet met oen poot’n van afblieven?' Jopies bestraffende woorden waren toen: ‘Sire, u moet zich wat majesteitelijker uitdrukken’ en dat heeft volgens de overlevering voortreffelijk geholpen. De winkel was meer dan een winkel alleen, zo wist een oude klant zich nog te herinneren:
Voor de oorlog was de firma Levie onze leverancier wat betreft huishoudelijke artikelen. We kochten bij hen de benodigde waar in en voeren met ons schip naar elders om de handel weer te verkopen. Vaak maakte mijn vader een lijst en toog ik op de fiets naar de winkel van Levie in de 1e Hoofdstraat. In het voorste gedeelte van de winkel werden huishoudelijke artikelen aan het publiek verkocht, in het achterste deel was een soort groothandel gevestigd. Met mijn lijst stapte ik de winkel binnen en deed mijn bestelling bij Jopie, een klein druk mannetje dat absoluut niet stil kon staan: ‘Zoveel lepels, zoveel borden, zoveel messen.’ Kwam ik op zondag, dat kon bij de joodse zaken, dan moest ik de fiets binnen zetten, want de familie Levie wilde geen gezeur met buren en klanten. Het waren doodgoeie mensen; ze hielpen mij altijd en vaak kwam ik er niet weg voordat ik wat gegeten had. Vooral de kippensoep van Levie was niet te versmaden. Ook de prijs was altijd precies zoals afgesproken. Wat dat betreft was Jopie beter te vertrouwen dan zijn broer Moos. Die had een textielzaak in het andere deel van de Hoofdstraat en ook daar kochten we spul voor de handel. Bij hem kwam het nog wel eens voor dat de artikelen een beetje duurder geprijsd waren dan afgesproken. Daar was het dus oppassen geblazen.
|
|
|
|
|
Mientien Jansen, Benjamin Levie en Gretha Levie (van links naar rechts) in feestkleding ter gelegenheid van het huwelijk van Juliana en Bernhard in 1937.
|
|
|
Begin 1939 ruim een jaar voor het begin van de oorlog kreeg Jozef Levie van het gemeentebestuur van Meppel toestemming om een groot pakhuis achter zijn winkel (in de Akkerstraat) te bouwen. Het werd ontworpen door het bekende Meppeler architectenbureau G. Otten & Zoon en de bouw werd gerealiseerd door aannemer Gebr. Van de Wetering uit Meppel. De kosten bedroegen ƒ 5210,-, een respectabel bedrag in die tijd. Anno 2003 bestaat dit pakhuis nog steeds als appartementencomplex. Het is een van de weinige ongeschonden herinneringen aan die eens zo nadrukkelijk in Meppel aanwezige familie.
Jopie en Marianne kregen een heel regiment kinderen, van wie er twee binnen het jaar na hun geboorte overleden. De andere kinderen waren Alida (1921), Benjamin (1923), Grietje (1926), Mozes (1928), Salomon (1932), Herman (1933) en Max (1940). Wanneer in het naast het woonhuis van de familie Levie gelegen gemeentehuis een huwelijk werd voltrokken, hingen de kinderen vaak met z’n allen uit het raam om naar het schouwspel te kijken.
Ook voor de familie Levie was de Tweede Wereldoorlog een verschrikkelijke tijd. Zelfs bepaalde niet specifiek anti-joodse maatregelen troffen hen bijzonder, bijvoorbeeld het verplicht inleveren van metalen. Dat blijkt uit een brief die Jozef op 21 juli 1941 aan de gemeente Meppel schreef, waarin stond dat door hem bijna 60 kilogram koper en messing werd ingeleverd. Een behoorlijke inkomensderving!
Naast alle andere ellende kreeg dit grote gezin naarmate de oorlog vorderde gebrek aan voedingsmiddelen. Dat werd natuurlijk in de hand gewerkt omdat ten gevolge van anti-joodse maatregelen mevrouw Levie niet voor ’s middags drie uur boodschappen mocht doen:
Ik was bevriend met Grietje, de tweede dochter van de familie Levie. Die vriendschap begon op de Zuiderschool, waar we beiden op zaten, en duurde tot in de oorlog. Toen zaten we niet meer bij elkaar in de klas. Grietje had een goed verstand en werd door haar ouders naar de ULO gestuurd en ik ging na de lagere school doorlopen te hebben uit werken. Maar de vriendschap bleef. Het waren zulke aardige mensen en ze wilden alles wel voor je doen. Gelukkig konden wij in de oorlog een heel klein beetje voor hen terugdoen. Thee had de familie Levie niet en dus moesten ze zich behelpen met van die surrogaatrommel. Als ik naar Grietje ging, het was in de tijd dat joden nog wel niet-joden op bezoek mochten hebben, kreeg ik van mijn moeder een puntje echte thee mee en dat gaf ik aan de moeder van Grietje. Die zette dan ‘echte’ thee en daar genoten ze van.
|
|
|
|
|
De families Levie en Content ter gelegenheid van het huwelijk van Ali en Eli in 1942.
|
|
|
Hoe beroerd de oorlog voor de familie Levie ook was, een lichtpuntje was ongetwijfeld het huwelijk van hun dochter Ali met koopman in tricotages Eli Content uit Zwolle, in juni 1942. Waarschijnlijk kenden ze elkaar van de Meppeler markt, waar zowel de familie Levie als Jetje Content, de moeder van Eli, regelmatig hun textielwaar aan de man of vrouw probeerden te brengen. Het huwelijk was, hoe kon het anders, een sobere bijeenkomst. Gelukkig was het de familie gelukt om voor die toch feestelijke dag nog wat ingrediënten voor het huwelijksmaal bij elkaar te sprokkelen. Maar helaas ..., op de dag van het huwelijk zouden Duitse soldaten bij de familie Levie zijn binnengedrongen om daar alles mee te nemen wat van hun gading was. Ten tijde van de huwelijksvoltrekking was Ali in verwachting. Het kind van Ali en Eli is nooit geboren.
Niet veel later werden Jopie en zoon Benjamin afgevoerd naar een werkkamp. De vader kwam in Orvelte terecht en zoonlief in Linde. Het had nogal wat voeten in aarde voordat Benjamin op transport naar Linde gesteld kon worden. Hij woonde namelijk niet meer in Meppel: hij was naar Amsterdam verhuisd. Uiteraard hield de Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters dit nauwkeurig in de gaten. Toen de gemeente Meppel verzuimd had deze mutatie aan de inspectie door te geven, volgde op 6 oktober een reprimande:
Volgens kennisgeving van den Burgemeester te Amsterdam heeft opneming in het bevolkingsregister plaats gehad, terwijl door mij geen kennisgeving is ontvangen omtrent afvoering van het bevolkingsregister Uwer gemeente.
Zoals gebruikelijk reageerden Meppels bestuurders snel. Na enig gemopper van gemeentesecretaris De Carpentier (hij zou op 4 augustus reeds het benodigde formulier hebben ingezonden) stuurde hij op 8 oktober een duplicaat van de mutatie naar Den Haag. Paniek natuurlijk. Telefoontjes tussen de Meppeler en de Amsterdamse politie met als resultaat het besluit, dat Benjamin op 17 augustus per eerste gelegenheid van Amsterdam naar Meppel zou reizen. Daar zou hij dan om 10.00 uur op het station aankomen. Op tijd voor zijn laatste reis! Benjamin zou Meppel nooit terugzien.
|
|
|
|
|
Jozef Levie.
|
|
|
Jozef kreeg op 2 oktober verlof om van Orvelte naar Meppel terug te keren. Nog diezelfde dag werd de gehele familie uit huis gehaald: Max, Herman, Salomon, Alida, Eli Content, Mozes, Grietje, Marianne en Jozef. Allen werden reeds snel na aankomst in Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Op 5 oktober stapten zij in de trein naar het Oosten en drie dagen later vonden moeder en kinderen de dood in de gaskamers aldaar. Voor vader Jozef en zoon Benjamin was de lijdensweg langer. Jozef stierf op 31 augustus 1943, ergens in Midden-Europa en Benjamin op 31 maart 1944, ergens in Oost-Europa. Alleen Eli Content wist evenals als zijn moeder de dans te ontspringen. Hij bleef tot begin 1945 in Blechhammer. De gevangenen van dat kamp werden op 21 januari 1945 geëvacueerd naar het concentratiekamp Gross-Rosen, waar men op 2 februari 1945 arriveerde. Ongeveer 800 gevangenen werden door de SS tijdens de dodenmars van Blechhammer naar Gross-Rosen gedood. Eli Content doorstond die beruchte dodenmars en hij was de enige Meppeler jood die de vernietigings- en werkkampen zou overleven en naar Nederland terug zou keren.
De Duitsers hadden het de familie Levie, zoals gebruikelijk, onmogelijk gemaakt nog zaken te doen. De winkel was gesloten en de goederen waren weggehaald. Tevens was het verboden voor Jopie om nog langer met zijn handel op de markt te staan. Dat blijkt heel duidelijk uit een rekening die de firma Minnema & Van Hemmen op 31 juli 1942 naar de firma Levie stuurde; men had nog ƒ 71,28 tegoed voor geleverd glaswerk. Niet Levie, doch de politie handelde deze vordering af: voor betaling moest Minnema & Van Hemmen zich wenden tot de Wirtschaftsprüfstelle. Men wist blijkbaar precies hoe in zulke gevallen te handelen.
Formeel werd de liquidatie van de zaak in 1942 en 1943 afgewikkeld. Op 15 september 1942 werd de heer E.J. Kuiper uit Boekelo als Verwaltungstreuhänder benoemd, met als opdracht: de zaken van de ‘winkel en grossierderij in galanterieën en huishoudelijke artikelen’ verder af te wikkelen. Dat betekende: voortzetten, in de veronderstelling dat het financieel aantrekkelijk zou zijn. Maar kennelijk veranderden de Duiters van mening, want op 10 maart 1943 werd diezelfde Kuiper tot Liquidationstreuhänder benoemd. Zijn opdracht was duidelijk: de zaak moest geliquideerd worden, wat in 1943 dan ook gebeurde. Extra triest is het dat, na het vertrek van de familie Levie, de NSBer C. van der Vegte eigenaar van een aantal timmerfabriekjes in het pand van de familie Levie zijn hoofdkantoor vestigde.
|