Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Jacob Eduard (Jaques) en Eduard (Eddy) van de Rhoer, traden niet in de voetsporen van hun vader en bemoeiden zich niet met de veehandel.
Jacob ging rechten studeren en werd na zijn studie advocaat-procureur in zijn geboorteplaats. Speciaal daarvoor hadden zijn ouders een uitbouw aan hun huis aan de Stationsweg gebouwd, waar Jacob zijn praktijk als advocaat zou kunnen uitoefenen. Die uitbouw is nog steeds aanwezig. Omdat Jacob geen dagtaak had aan zijn werkzaamheden als advocaat-procureur, was hij daarnaast als leraar Staatsinrichting verbonden aan de Rijks HBS en zat hij in het bestuur van talrijke Meppeler verenigingen.
Eduard bleek van jongs af aan geïnteresseerd in de textielfabricage en was na zijn schooltijd verbonden aan een fabriek voor wollen stoffen in Eindhoven. Tijdens de mobilisatie was de textiel even wat minder aan de orde en maakte hij deel uit van de Bijzondere Opleiding Uitwendige Veiligheid. Dit legeronderdeel was – hoe is het mogelijk – in Westerbork gelegerd. En zo kon het gebeuren dat Eduard van 1939 tot 1940 in Hotel De Zon in Westerbork verbleef. Soms ging hij in het weekend naar huis; hij woonde nog bij zijn ouders in Meppel.
In Westerbork kookte hij zijn eigen potje in verband met de joodse spijswetten die hij nauwgezet in acht nam. Op 10 mei 1940 kwam aan zijn verblijf in Westerbork een eind. Wat bleef waren de contacten die Eduard inmiddels in Westerbork had opgebouwd en die hem later zeer goed van pas zouden komen. Samen met de rest van zijn afdeling trok hij zich terug naar de Wieringermeer. Daar werden ze ontwapend door de Duitsers en na veertien dagen mochten ze weer naar huis.

De broers Eduard (links) en Jaques van de Rhoer.

De oorlog bracht ook voor beide zonen Van de Rhoer weinig goeds. Reeds eind 1940 verboden de Duitsers Jacob zijn lessen Maatschappijleer aan de Rijks HBS voort te zetten en werd hij van een aantal bestuursfuncties ontheven. Een jaar later mocht hij zijn beroep als advocaat alleen nog maar voor joodse klanten uitoefenen. Op 30 juni 1941 kreeg hij zelfs met de Meppeler politie te maken. Op die dag werden de traditionele politieke partijen in Nederland verboden en dat betekende dat alle schriftelijke bescheiden bij de secretarissen van de plaatselijke afdeling door de politie in beslag werden genomen. Op 1 juli belden majoor Harm Velthuijs en brigadier Johan Merk aan bij Jacob, want hij was secretaris van de Liberale Staatspartij ‘De Vrijheidsbond’; alle stukken die betrekking hadden op deze partij werden door beide heren meegenomen. Het was deze keer weliswaar niet persoonlijk bedoeld, maar Jacob zal ongetwijfeld de bibbers hebben gehad toen hij die twee agenten in de deuropening zag staan.
Rond die tijd moest ook Eduard met zijn zakelijke activiteiten stoppen. Zijn handel in dames- en herenstoffen werd op 1 mei 1942 opgeheven. Daarbij bleef het niet. Op 17 augustus verliet Eduard het ouderlijk huis om tezamen met 22 andere Meppeler jongens naar het werkkamp in Linde te worden vervoerd, van waaruit ze de volgende morgen lopend in Westerbork terecht kwamen. Jacob kreeg verlof om thuis te blijven, omdat hij een functie had bij de Joodsche Raad. Het bleek slechts uitstel van executie: op 3 oktober 1942 moest hij tezamen met de andere Meppeler joden naar Westerbork.
Eduard heeft na de oorlog over verblijf in en ontsnapping uit dit kamp verteld:

Vanaf het begin dat ik in Westerbork zat heb ik me met ondergronds werk beziggehouden. We braken in op de Kommandantur en keken in lijsten wie op transport stonden. Soms lieten we die mensen onderduiken in het kamp. Op een gegeven moment, het zal medio maart zijn geweest, werd ik verraden en hoorde ik ‘s avonds van iemand van de Registratur dat ik de volgende dag op transport moest. Wat te doen, flitste door mijn hoofd. Ik ben opgestaan, heb dubbel ondergoed en sokken aangedaan en ben langs de barakken sluipend naar de woning van Massier gegaan. Hem gevraagd wat te doen. Zij eerste suggestie was:’Ik zal praten met mensen van de bewaking’. Dat leek me geen goed plan, en ook de suggestie om onder het prikkeldraad door te kruipen trok mij niet aan. Een geheel andere oplossing werd bedacht.
Een kistje appels werd in gereedheid gebracht en op de morgen van de bewuste dinsdag liep ik met het kistje achter op mijn fiets langs de bewaking de poort uit. De bewaking hield me aan en vroeg waar dat voor nodig was.’Is voor het Heidelager’, een buitenkamp vlak bij Westerbork, ‘Gisteren hebben ze vergeten de appels daar te brengen en ik wil die fout herstellen en de appels bij de keuken afleveren’. De militairen keken ongelovig en stuurden me terug: ‘Jullie verantwoordelijkheid’, sprak ik, ‘als er gedoe van komt zijn jullie verantwoordelijk’. Dat hielp en nu bleek men bereid mij door te laten. Zodra ik uit het zicht was verdwenen, gooide ik de appels in een sloot en spoedde mij op mijn fiets langs allerlei kleine weggetjes naar Westerbork.
Tegen dat het licht werd kwam ik daar aan en werd onmiddellijk verstopt in het Groene Kruis-gebouwtje. Tegen de wijkzuster werd gezegd dat ze die dag maar vrij moest nemen.
‘s Avonds ging het onder zware vermomming met de trein naar Meppel. Onderdeel van de vermomming was een sterke bril; zo sterk dat ik nauwelijks de deurkruk van de wagondeur kon vinden. Ik ben in het goede treinstel gestapt, zodat ik in Meppel zo weinig mogelijk over het perron hoefde te lopen. In Meppel was er nog de gevaarlijke wandeling van het station (ik had geen papieren!) naar de woning waar mijn broer en mijn verloofde waren ondergedoken. Zelfs zij herkenden mij niet!

De broers Eduard en Jacob van de Rhoer tijdens hun onderduik aan het Zuideinde.

Reeds eerder had ik geholpen om mijn broer Jaques uit het kamp te laten ontvluchten. Jaques werd door mij verstopt tussen allerlei lege groentekratten op een vrachtauto die van Westerbork naar Meppel reed. Ik had immers keukenhulp te maken met de aan- en afvoer van groente. Ter Bruggen, de eigenaar van deze wagen, was NSBer en leverancier van groente aan het kamp. De chauffeur van deze wagen, Bouwman, was voor de duivel niet bang en zag er wel heil in om Jaques van Westerbork naar Meppel te transporteren. Jaques was een verstrooide professor en dus deed hij alles om de ‘ontvoering’ te laten mislukken. Zo stond hij ‘s ochtends in zijn beste kleren met zijn handtas klaar voor vertrek. Dat viel natuurlijk veel te veel op, en bijna ging alles mis. In Meppel reed de vrachtwagen de garage van Ter Bruggen binnen en meteen stak de baas zijn hoofd om de hoek en vroeg of er nog iets bijzonders was voorgevallen. Het antwoord daarop was: ‘Neen’. De eigenaar van de auto verdween en als een haas moesten we het pand verlaten, op weg naar een in gereedheid gebracht onderduikadres.

Na de ontsnapping probeerde de politie Eduard weer te pakken te krijgen en verzocht in een proces-verbaal opsporing:

17/18 mei: Opperwachtmeester De Jong van het Lager Westerbork geeft telefonisch kennis, dat hedenmorgen sinds vier uur uit het Lager Westerbork vermist wordt de jood Eduard van de Rhoer, geboren te Meppel 17-7-08, Nederlander, ongehuwd, textielagent, voorheen wonende te Meppel, Stationsweg 6. Van de Rhoer moest hedenmorgen op transport en heeft gebruik makende van de mist de benen genomen. Hij verbleef sinds 18-8-1942 in het Lager. Signalement: Lang 1.65-1.70. Gezet postuur, rond gezicht, bleeke gelaatskleur, blond haar, enigszins kaalhoofdig zonder baard of knevel. Kleeding onbekend. Spreekt beschaafd Nederlands en vloeiend Duits. Hij is niet in het bezit van een persoonsbewijs. Aanhouding en voorgeleiding wordt verzocht.

Twee jaar van onderduik in en rond Meppel volgden. Uiteindelijk maakten beide broers de bevrijding mee op de boerderij van de familie Rijkeboer aan de Steenwijkerstraatweg. Jacob en Eduard konden nu de draad weer oppakken. Ze trouwden met respectievelijk Emmy Benima en Helene Seelig en verlieten Meppel.


Eduard van de Rhoer en Helene Seelig trouwden reeds snel na de oorlog in het Meppeler gemeentehuis.

Jacob van de Rhoer en zijn vrouw Emmy Benima.

Jacob ging naar Israël en werd lid van de rechterlijke macht, Eduard ging in Brabant wonen en ging in de textielhandel. Jacob kreeg geen kinderen, Eduard twee zonen: Jacob en Joël.

Stationsweg 6.


Vorige