Benjamin Stern, Sara Stern-Polak
Benjamin
Stern, geboren op 11 juni 1877, woonde in de Ambonstraat 75 en
vermeldde als beroep tijdens een van de talrijke inventarisaties van
joodse Meppelers in 1941: 'Reiziger', maar ook was hij dansleraar.
Hij trouwde drie keer. Eerst in 1904 met de in Den Helder geboren
Naatje Buitenkant, die in 1921 overleed en daarna met de in Amsterdam
geboren Rebecca Chottel.
|
|
|
 |
|
Benjamin en Sara Stern-Polak.
|
|
|
Op
4 mei 1936 overleed ook Rebecca Chottel en dit overlijden bracht heel
Meppel in rep en roer, want er was sprake van een heuse moord zo stond
in de krant te lezen:
‘[…] op de avond van 3
mei, rond 23.00 uur, verzamelde een groot aantal mensen zich voor het
huis van B. Stern in de Woldstraat, nadat het nieuws over een
verschrikkelijk drama ten huize van de bekende dansleraar, zich als een
lopend vuurtje door de stad had verspreid.'
Wat
was er gebeurd? Eerder die avond had Benjamin Stern bij thuiskomst uit
Amsterdam ontdekt dat zijn vrouw badend in het bloed op haar bed in de
achterkamer lag. Ze had een vreselijke hoofdwond en alles zat onder het
bloed. Onmiddellijk alarmeerde hij de buren en samen met hen ging de
volledig ontredderde heer Stern zijn huisje weer binnen. Daar ontdekten
ze onder het in bloed gedrenkte kussen de houten steel van een ijzeren
hamer, besmeurd met bloed en waaraan haren kleefden. Het werd
duidelijk dat er sprake was van moord en dus werd de politie
gealarmeerd en huisarts Christiaanse gewaarschuwd. Deze constateerde
bij de bewusteloze mevrouw Stern een levensgevaarlijke hoofdwond.
Onmiddellijk werd ze overgebracht naar het Sophia Ziekenhuis in Zwolle.
In Meppel was op dat moment nog geen ziekenhuis waar dergelijke
verwondingen adequaat konden worden behandeld. In Zwolle overleed
mevrouw Stern-Chottel 24 uur later.
'[...]
De politie was inmiddels aan een eerste onderzoek begonnen. Daarbij
hoorde ook een verhoor van de dienstbode Eike V. Zij verklaarde dat
toen zij ‘s morgens om ongeveer half elf, nadat ze klaar was met haar
werk en het huis had verlaten, er niets bijzonders aan de hand was. Die
verklaring sterkte de gedachte dat het hier een zelfmoord betrof,
alhoewel het zeer moeilijk zou zijn om zichzelf met een hamer een
dergelijke hoofdwond toe te brengen. Omdat mevrouw Stern bekend stond
als een zenuwpatiënt, die zich nogal eens vreemd gedroeg, werd het
echter niet voor onmogelijk gehouden. Een telefoontje uit Zwolle,
waarin werd gezegd dat de schedel van de vrouw tenminste tienmaal met
een hard voorwerp moest zijn getroffen, maakte aan de zelfmoordtheorie
een eind. Aangezien een tweede verhoor van Eike geen nieuwe gegevens
opleverde, dreigde de zaak in het slop te geraken. Wat restte was een
minutieus onderzoek van de woning van Stern. Toen daarbij op het
schortje van de dienstbode bloedsporen werden gevonden, werd de
dienstbode uiteraard opnieuw ondervraagd.
Dit verhoor was scherp, maar de doorslag gaven de schoenen van V.
Daarin ontdekte men namelijk dezelfde bloedsporen als op de schort. Op
dat moment brak de weerstand bij het meisje en, een zenuwinzinking
nabij, bekende ze mevrouw Stern met de hamer te hebben bewerkt.'
Ook
in 1936 was men geïnteresseerd in het motief van de dader. En dat was
er! Eike was ongeveer 4 maanden voor de fatale datum bij de familie
Stern in dienst getreden en vanaf de eerste dag maakte de zenuwzieke
mevrouw Stern Eike het leven tot een hel, met haar voortdurende
getreiter. Dat was niet nieuw: ook Benjamin Stern’s leven werd door
zijn vrouw verpest en geen enkel dienstmeisje voor haar had het, om
diezelfde reden, langer dan twee weken bij mevrouw Stern uitgehouden.
Dat Eike het maar liefst vier maanden volhield, mag voor een deel
worden toegeschreven aan de economische crisis die rond dat moment een
hoogtepunt, of liever gezegd dieptepunt, bereikte. De werkloosheid was
torenhoog en wanneer Eike ontslag had genomen, zou er zeker geen nieuwe
betrekking voor haar zijn. In die vier maanden groeide bij Eike V.
de haat jegens haar werkgeefster en dat leidde er uiteindelijk toe, dat
op 3 mei 1936 de stoppen bij het getergde meisje doorsloegen. Omdat
velen wisten hoe het in huize Stern toeging, was het medeleven met het
meisje en haar familie, die zeer goed bekend stonden, bijna groter dan
met het slachtoffer.
Eike mag dan goede redenen gehad hebben mevrouw Stern te vermoorden,
schuldig was ze natuurlijk wel. En alhoewel psychiatrisch onderzoek
uitwees dat ze op het moment van de daad verminderd toerekeningsvatbaar
was, kreeg ze toch nog zes jaar gevangenisstraf met t.b.s. In de
oorlog, toen Eike nog een half jaar straf moest uitzitten, kreeg ze
strafvermindering omdat ze een jodin had vermoord. Ze ging niet in op
dat uiterst dubieuze aanbod en weigerde:
'Ik ben veroordeeld tot een straf van zes jaar en die zal ik uitzitten ook.'
Later
trad Stern nogmaals in het huwelijk, met de op 12 februari 1896 in
Appingedam geboren Sara Polak. Uit geen van de huwelijken werden
kinderen geboren. De heer Feddema, voor de oorlog woonachtig in de
Ambonstraat, weet zich nog te herinneren dat hij op Sabbat regelmatig
het gas van het gasstel onder de etenspannen aan moest steken; hij
hoefde het nooit uit te doen. Benjamin Stern adverteerde in de jaren
dertig vaak in de Meppeler Courant met zijn portret met als
onderschrift 'De man van dag en nacht'. Hij werd tijdens zijn
dansonderricht meestal op de piano geassisteerd door Johan Lingeman of
Max Vilé en gaf vrij veel danscursussen in de omgeving.
|
|
|
 |
|
Dansles door Benjamin Stern.
|
|
|
|
|
|
 |
|
Het werk van Benjamin Stern ...
|
|
|
Op
een van die dagen zou Benjamin 'gehuldigd' worden. Door een der
bestuursleden van de club werden passende woorden gesproken en daarna
een medaille overhandigd als blijk van waardering. Benjamin was daar
bijzonder mee verguld. Wat hij toen nog niet kon weten was dat het een
oude medaille betrof van de geitenfokvereniging ... Naast dansleraar
was Benjamin ook handelaar in steengoed (vandaar de vermelding
'Reiziger' achter zijn naam), waarmee hij ook wel op de markt stond.
Hij had een tijdlang een winkel in de 2e Hoofdstraat en voordien op de
Prinsengracht. 'Dikke' (zijn bijnaam, om hem te onderscheiden van zijn
broer Izak) Stern was niet erg geliefd in Meppel, want hij was een
weinig aimabel mens. Over wat Benjamin en Sara in de eerste
oorlogsjaren overkwam is weinig bekend. Maar net als voor de andere
joodse Meppelers gold ook voor hen: zakelijke activiteiten moesten
worden gestaakt, bezit moest worden ingeleverd en bewegingsvrijheid
werd beperkt. Bij Benjamin en Sara trokken Samson Frank (zoon van de
groentehandelaar Frank en textielhandelaar van beroep) en zijn vrouw
Sara Heny Lehrer in huis. Zij waren op 1 juli 1942 getrouwd. Slechts
zes weken duurde dit prille huwelijk, want toen moest Samson zich
melden voor het werkkamp in Linde. Niet veel later werd hij uit
Westerbork weggevoerd naar Auschwitz, waar hij op 30 september 1942
stierf. Sara verhuisde na het vertrek van Samson naar familie in Den
Haag; ze stierf op dezelfde dag én op dezelfde plaats als Samson.
Op 31 juli 1942 werd Benjamin samen met nog vier andere Meppelers naar
het werkkamp in Vledder gebracht. Hij is van daaruit op 3 oktober naar
Westerbork gedeporteerd. Daar werd hij verenigd met zijn vrouw Sara,
maar niet voor lang: Benjamin en Sara waren reeds op 5 oktober naar
Auschwitz vervoerd en stierven daar op 8 oktober.
|