Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Willem de Wilde, Henny de Wilde-Mildenberg

Misschien wel het meest trieste geval van afstammingsonderzoek in de gemeente Meppel betrof Henny Mildenberg, getrouwd met Willem de Wilde. Zij was op 2 juni 1902 in het Duitse Bentheim geboren en Willem op 12 februari 1898 in Hillegersberg. De Wilde kreeg in de jaren dertig een baan als crisisambtenaar. Dit beroep ontstond in 1933, nadat de crash op Wall Street van 1929 in Nederland sterk voelbaar werd. De regering-Colijn begon werkelijk noodlijdende mensen te steunen. Om misbruik te voorkomen, werden crisisambtenaren aangesteld, die erop moesten toezien dat van de steunmaatregelen juist werden uitgevoerd. Nadat Nederland was bezet door de Duitsers, werden deze crisisambtenaren ingezet om controle uit te oefenen op de ingevoerde distributiemaatregelen.
Willem oefende zijn beroep eerst uit in Hoogeveen en daarna in Meppel. Op 29 juni 1940 trouwde hij met Henny Mildenberg. In Meppel kwamen ze te wonen aan de Ezingerweg, eerst op huisnummer 28 en later op huisnummer 31. Henny was eerder getrouwd geweest met Adriaan Visser uit welk huwelijk op 8 januari 1931 in Rotterdam een dochter, Veronika, werd geboren. In augustus 1941 verhuisde Veronika van Driebergen naar Meppel om haar intrek te nemen bij haar moeder en stiefvader. Nadat haar ouders naar Westerbork waren afgevoerd, verhuisde ze naar Rotterdam. Pas na de oorlog zou ze in Meppel terugkomen.
Meer dan twee jaar zouden de familie De Wilde, de gemeente Meppel en de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters touwtrekken omtrent de afstamming van mevrouw De Wilde-Mildenberg. Wat was het geval?
Toen in februari 1941 de Meppeler joden zich moesten aanmelden ingevolge verordening 6/1941, kwamen er bij de Rijksinspectie ook formulieren van de heer en mevrouw De Wilde binnen. Op het aanmeldingsformulier van Willem werd ingevuld dat hij twee joodse grootouders had. Op dat van zijn vrouw werd ‘onbekend’ in de betreffende kolom ingevuld. Dat vroeg natuurlijk om nader onderzoek.
De Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters kwam er blijkbaar niet uit, want op 29 april 1941 werd in een schrijven aan de gemeente Meppel medegedeeld dat niet kon worden vastgesteld hoe het nu precies zat met de afstamming van Henny Mildenberg. De heer en mevrouw De Wilde werden bij de gemeente ontboden. In een notitie stond geschreven wat er aan de hand was: ‘Grootouders van vaderszijde van mevrouw De Wilde-Mildenberg zijn, volgens bericht uit Bentheim, van joodsche bloede. Van moederszijde nog in onderzoek.’
Door deze onzekerheid wist men niet hoe het aanmeldingsformulier betreffende de uitvoering van Verordening 6/1941 nu precies diende te worden ingevuld. Toen burgemeester Wisman had begrepen dat mevrouw De Wilde in ieder geval twee joodse grootouders had, was voor hem duidelijk dat op de persoonskaart wél een ‘J’ geplaatst kon worden. En in dat geval moest die letter tevens op de persoonskaart van haar man; hij was immers met een jodin getrouwd.
Er volgde een periode van grote onzekerheid voor de familie. De Rijksinspectie waakte als een Cerberus over de voortgang van de procedure, de gemeente Meppel spoorde de familie steeds weer aan actie te ondernemen en de familie zelf probeerde wanhopig gevrijwaard te blijven van de vermelding dat mevrouw vier joodse grootouders had (met alle gevolgen van dien). Het probleem was dat er geen bericht uit het Duitse Witmarschen verscheen over de afkomst van de grootouders van moederszijde.
Ondertussen ontstond er op de Secretarie der gemeente een heuse strijd tussen burgemeester Wisman en een van de ambtenaren. Het ging zelfs zover dat die in een notitie aan de burgemeester schreef hoe al die onzekerheid was ontstaan:

Nu schijnt bij de invulling van het aanmeldingsformulier (door betrokkenen werden deze formulieren ingevuld) een fout te zijn gemaakt, wat later is gebleken. Hierover is tijdens mijn afwezigheid (vervangend op Sociale Zaken) correspondentie gevoerd.

Mij is gebleken, dat zoowel op de persoonskaart van den heer De Wilde, de echtgenoot van Mevr. de Wilde-Mildenberg, over deze laatste gaat de questie, een ‘J’ is geplaatst, terwijl het nog niet vaststaat of Mevr. De Wilde-Mildenberg inderdaad wel een jodin is, immers zij kan, volgens verklaring, geen zekerheid verkrijgen of haar grootouders van MOEDERSZIJDE al dan geen joden waren. Zoolang deze vraag niet kan worden beantwoord, kan bezwaarlijk worden vastgesteld, dat zij een JODIN is, want DE WILDE is uit eigen hoofde GEEN jood. Wel staat vast, dat hij en zij van gemengde bloede zijn, maar daarmede zijn zij nog geen JOOD, hoogstens kan in eerste instantie de aanduiding van "GI" worden vermeld.

Het zal U duidelijk zijn, dat met de beantwoording van de boven gestelde vraag, naar het al dan niet joden zijn van de grootouders van moederszijde van Mevr.de Wilde-Mildenberg, het JOOD-zijn van BEIDEN valt of staat. Zijn de grootouders van moederszijde van Mevr. De Wilde-Mildenberg GEEN joden in den zin der verordening, dan is zij maar ook haar echtgenoot, GEEN jodin/jood, doch van gemengde bloede en dient op de persoonskaart van beide: niet de aanduiding ‘J’, doch die van ‘GI’ te worden vermeld, immers beiden behooren (behoorden) niet tot de joodsch kerkelijke gemeente, noch zijn met een jood gehuwd.

Nu schijnt de bovengenoemde fout hierin te bestaan dat op het aanmeldingsformulier de vraag: ‘d. Is na dien datum (9 mei 1940) met een jood in het huwelijk getreden’ met ‘ja’ is beantwoord. Zekerheid heb ik hiervan echter niet, omdat ik het formulier niet heb gezien. Ook de vraag naar het aantal joodsche grootouders is niet, kon en kan nog niet) bevredigend (worden) ingevuld.

Thans staat voor mij vast, dat de definitieve aanduiding ‘J’, zoowel op de persoonskaart van Mevr. De Wilde als van den heer De Wilde , ONJUIST is, en dient deze ‘J’ voorloopig met potloodschrift te worden gesteld.

Mogelijk is die fout ontstaan doordat beiden inderdaad na 9 mei zijn getrouwd; alleen niet met een jood/jodin. De boze burgemeester moest inbinden. Op beider persoonsbewijzen werd de letter ‘J’ in potloodschrift geschreven.
Het was inmiddels 15 september 1941 en de spanning in Meppel steeg. De druk op de familie De Wilde om nou eens voor de draad te komen met de waarheid werd steeds meer opgevoerd. Het kwam zelfs zover dat de gemeente een staat van inlichtingen omtrent de afstamming van zowel de heer als mevrouw De Wilde liet uitvoeren. Toen dat ook geen nieuwe gezichtspunten opleverde, hakte de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz op 23 juli 1942 de knoop door en werd aan de heer De Wilde geschreven: ‘Uw echtgenote Mildenberg, Henny, dient geregistreerd te worden als afstammelinge van vier joodsche grootouders.’ Mevrouw De Wilde kreeg dus een nieuw aanmeldingsformulier toegestuurd, dat ze invulde en tevens van een verklaring voorzag:

Vraag 9 van dit formulier kan ik echter niet met zekerheid en naar waarheid invullen in den zin van bovenvermeld schrijven, daar voor mij niet is komen vast te staan (hoewel herhaaldelijk de betreffende inlichtingen bij Duitsche instanties zijn ingewonnen) dat ik afstam van 4 Joodsche grootouders.
Naar mijn beste weten heb ik 2 Joodsche grootouders gehad; dat deze tot de Joodsche kerkgemeenschap hebben behoord, is echter uit de ontvangen inlichting geenszins gebleken. Bovendien ben ik niet gehuwd met een Jood, zoodat naar mijn weten de aanduiding van de letter ‘J’ op mijn persoonsbewijs ten onrechte is geschied.

De gemeente stuurde de verbeterde aanmelding aan de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters samen met de door mevrouw gegeven verklaring. De ‘J’ werd weer op haar persoonsbewijs gezet. Wel werd op haar verzoek een nader onderzoek ingesteld naar haar afkomst.
En meneer? Die kreeg van de gemeente Meppel op 19 augustus 1942 een brief: of hij even langs kon komen om de ‘J’ in zijn persoonsbewijs te laten zetten. Daar had hij geen trek in. Op 27 augustus schreef hij aan de gemeente:

In bezit van Uw bovengenoemd schrijven, moet ik U ten eerste mededeelen, dat ik bezwaarlijk kan voldoen aan Uwe uitnoodiging om mijn persoonsbewijs ter aanvulling aan te bieden, en wel in verband met het feit, dat ik opnieuw de zaak aan Binnenlandsche Zaken heb voorgelegd en daarbij als bewijsmateriaal heb overgelegd eene copie-doopacte van de Remonstrantsche Gemeente, waaruit blijkt, dat ik reeds vanaf Mei 1898 tot deze kerkgemeenschap heb behoord.

Verder wil ik nog onder Uwe aandacht brengen, dat mijne echtgenoote niet naar waarheid kan invullen vraag 9 van het aanmeldingsformulier, inhoudende de verklaring dat zij afstamt van 4 Joodsche grootouders.

Hier had Wisman geen oren naar. Hij berichtte De Wilde dat hij vóór 7 september de ‘J’ in zijn persoonsbewijs diende te laten zetten. Deed hij dat niet, dan moest hij zijn persoonsbewijs inleveren. Willem de Wilde kwam er dus niet onderuit; op 7 september maakte hij de zware gang naar de Secretarie.
Dus: ondanks het feit dat de gemeente formeel niet in het bezit was van een verklaring dat mevrouw De Wilde van vier joodse grootouders afstamde, ging men er desondanks toe over aan de Rijksinspectie te verklaren dat er sprake was van een gemengd huwelijk. Ondertussen was Willem per 1 december 1942 ontslagen bij het departement van Landbouw en Visscherij. Ellende komt dikwijls niet alleen.
Op een Fragenbogen zur Judenerfassung die begin 1943 door de gemeente Meppel werd ingevuld, stond nog voor beiden vermeld:

Omtrent de afstamming wordt een nader onderzoek ingesteld en in afwachting van het resultaat hiervan kan betrokkene met echtgenoot te Meppel blijven zulks met toestemming van den Kommandant der Sicherheitspolizei te Assen.



Eind 1942 diende de gemeente Meppel op een Fragenbogen aan te geven waarom familie De Wilde nog in Meppel verbleef.

De uitslag van het nader onderzoek kwam op 24 mei 1943 bij de gemeente Meppel binnen. Een laatste poging ... Op 13 maart 1943 stuurt de heer De Wilde een brief naar dominee Van Nooten, Remonstrants predikant. Ze hadden die dag bericht ontvangen dat ze maandag 15 maart om 09.59 uur per trein naar Westerbork zouden worden vervoerd. Kon dominee niet iets voor hen bereiken? Van Nooten nam direct contact op met F. Kleijn – predikant te Scheveningen en lid van de ‘Commissie tot de zaken der Remontrantsche Broederschap’. Diens antwoord was overduidelijk: ‘In antwoord op je carte over de naar Westerbork gebrachte familie moet ik je melden, dat zij het lot deelt van allen, die in een gelijke situatie zijn. Wij staan er geheel machteloos in! Zij moeten wel hun kerkelijke documenten bij zich hebben. Probeer daarnaar te informeren, want dan komen zij in een aparte barak. Noch Van Nooten, noch Kleijn konden het lot van de familie Van der Wilde verzachten. Zo ging dat in die tijd.

Het verzoek van de familie de Wilde aan dominee Van Nooten.

Ondanks het feit dat men zich had laten bijstaan door de advocaat mr. A.J. Fokker, had het niet het door de familie gewenste resultaat. Inmiddels waren Henny en Willem op 15 maart op transport gesteld naar Westerbork. Zelfs daar hield Henny voet bij stuk, want ook in het kamp weigerde ze vraag 9 met ‘4’ te beantwoorden. De reden: ze zou dan een onjuiste verklaring afgeven. Haar vasthoudendheid heeft succes gehad, want ze was een van de weinige Meppeler joden die vanuit Westerbork levend in Meppel zijn teruggekomen.
De heer en mevrouw De Wilde werden in Westerbork ondergebracht in een aparte barak voor protestants gedoopten; de heer De Wilde was immers Remonstrants gedoopt. In verhouding met de andere in Westerbork verblijvende joden konden zij zich een tijdlang redelijk goed behelpen. Er was zelfs christelijk onderwijs en in de aan hen toegewezen barak mochten godsdienstoefeningen worden gehouden. De voorganger preekte vanuit zijn bed driehoog en als kansel was een dwarsbalk met een wit laken afgedekt. Doch Westerbork was niet hun laatste verblijfplaats. Op 4 september 1944 vertrokken Willem en Henny de Wilde met het laatste grote transport vanuit Westerbork naar Theresienstadt; hetzelfde transport waarmee ook Leo Westreich werd afgevoerd. Hiermee gingen veel ‘prominenten’ naar het Oosten: medisch personeel, het cabaret, joden met een ‘Sperre’ en protestants gedoopten. In totaal vertrokken 2086 mensen in veewagens. In Theresienstadt maakte de familie De Wilde de bevrijding mee.
Na terugkomst in Meppel moesten ze (hun huis was inmiddels verhuurd aan anderen) op zoek naar vervangende woonruimte. Eerst woonden ze enige maanden in huis bij mensen aan de Commissaris De Vos van Steenwijklaan 9 en op 11 juli 1945 ontvingen ze toestemming van burgemeester Mackay tot inwoning bij mevrouw Van Hulten aan de Oranjelaan 1. Vanaf 3 augustus 1945 woonde de familie op dit adres; eerst bij mevrouw Van Hulten in huis, later alleen. Eind 1946 kwam hun dochter Veronika weer bij hen in huis wonen. Zij verliet Meppel weer in april 1952. Henny de Wilde had een bijzonder beroep: ze kwam bij dames thuis corsetten aanmeten. Op 23 mei 1957 stierf ze in Meppel, op 55-jarige leeftijd. De gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog zullen mede debet zijn geweest aan haar vroege dood. Of Willem zijn oude beroep van ambtenaar bij de CCD weer heeft opgevat, en wanneer hij Meppel heeft verlaten, is niet bekend.

De familie De Wilde woonde aan de Ezingerweg, langs de spoorlijn.


Vorige