Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

David Wolff, Amalie Wolff-de Heer, Lion, Maurits Johan, Liesbeth, Johan Gustaaf en Werner Russ

 

Foto links:  David Wolff en zijn vrouw Amalie de Heer.
Foto rechts:  Amalie Wolff met haar dochter Elisabeth.

David Wolff was een van de drie kinderen van Lion Wolff, een zoon van David Wolff sr. Lion overleed in 1915 en was getrouwd met Elisabeth de Heer. Het echtpaar kreeg drie kinderen: David, Elisabeth en Jacob (die overleed toen hij 9 maanden oud was). David Wolff jr. woonde in een kapitaal pand aan de Stationsweg 35.

Liesbeth Wolff op de lagere school.

Het huis was rond 1910 gebouwd door de fabrikant Sypko Stheeman, die het pand een aantal jaren later verkocht aan Jan Diphoorn, onderwijzer te Meppel. In 1918 verkocht die het aan de joodse koopman Jacob Frank. Deze beleefde waarschijnlijk weinige vreugde aan zijn nieuwe aankoop, want begin jaren twintig verkocht hij het aan David Wolff.
David woonde in dit huis met zijn vrouw Amalie de Heer (familie van zijn moeder en geboren in 1899 in Eindhoven) en hun vier kinderen Lion (1921), Maurits Johan (1922), Liesbeth (1928) en Johan Gustaaf (1933). De oudste zoon, Lion, was waarschijnlijk de beoogde opvolger van zijn vader, want tussen 1940 en 1941 was hij werkzaam als volontair in een schoenfabriek in Naaldwijk.

Oma Elisabeth Wolff met haar kleinzonen Lion en Mauritz.

David Wolff was eigenaar van een schoenenfabriek, die in de Kruisstraat was gesitueerd. Het bedrijf van Wolff, evenals de Van Huiden schoenfabriek in Groningen en Robinson in Nijmegen waren de enige schoenfabrieken buiten de Langstraat in Nederland. Jaarlijks werden er in het hartje van Meppel vele duizenden paren schoenen geproduceerd. In de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog was de schoenfabriek nog steeds een bloeiend bedrijf. David werd bijgestaan door de (eveneens joodse) uit Duitsland afkomstige bedrijfsleider Werner Russ. Later werd het bedrijf, zijnde joods bezit, eerst beheerd en daarna overgenomen door een Verwalter: eerst was dat Heinrich Höfers en vanaf 6 december 1941 Hermann Diehl. Voor de dagelijkse gang van zaken was Albert van Dijk (woonachtig aan de Prins Hendrikstraat 21) verantwoordelijk. Fabriek met pakhuizen, huizen, schuur, machines, voorraden et cetera werden in 1943 verkocht aan Diehl. Daarvoor betaalde hij f 113.501,93.
Het bedrijf heeft de gehele oorlog door schoenen geproduceerd, met name voor de Weermacht. De productie ging door tot begin 1945. Diehl werd toen opgeroepen voor militaire dienst in Duitsland en vertrok uit Meppel. Wel zorgde hij dat veel van zijn bezittingen bij derden werden ondergebracht. Misschien had hij dat van de joden afgekeken? Diehl kwam na de oorlog, uiteraard, niet meer terug in Meppel, doch moest zijn in de oorlog verworven bezit wel weer afstaan.

Lion Wolff op de lagere school.

De familie Wolff was rijk en als zodanig werden ze in Meppel ook behandeld. Wanneer de groenteboer Piet ten Wolde met zijn paard en wagen op de Stationsweg stond om zijn waar te verkopen, behoefde mevrouw Wolff nooit op haar beurt te wachten, hoeveel klanten er ook voor haar stonden te wachten. De kinderen werden verwend. Maurits, door zijn vriendjes Mauki genoemd, had een heuse grammofoon en tenniste bij Tivoli. Over hem gaat het verhaal dat een van de arbeiders – toen hij aan het begin van de oorlog door de fabriek scharrelde – eens tegen hem zei: ‘Jongen, jullie moeten gaan onderduiken, nu kan het nog’, hij daarop antwoordde: ‘Onderduiken? De Duitsers doen ons niks.’
Johan, die een prachtige fiets had, moest die op een gegeven moment inleveren, waarop een van zijn vriendjes zei: ‘Lever die van mij maar in, en geef die van jou aan mij. Dan krijg jij de jouwe straks weer terug.’ ‘Nee,’ zei Johan, ‘de Duitsers weten precies wat voor fiets ik heb.’
De familie Wolff besteedde hun vermogen niet alleen ter eigener glorie. Wanneer anderen in de problemen zaten, was David Wolff altijd bereid een handje te helpen. Als hij bijvoorbeeld doorhad dat kinderen niet mee konden naar het zomerkamp van de padvinderij (waar zijn eigen kinderen ook op zaten), zorgde hij ervoor dat het benodigde geld op tafel kwam. Er is nog een foto uit 1941 bewaard gebleven, waarop de Meppeler padvindersgroep De Hunen – de padvinderij was toen inmiddels verboden – in de tuin van het huis van de heer Slot (het tegenwoordige Slotplantsoen) voor een fotograaf poseert. Het is de laatste foto van deze groep, met daarop Maurits Wolff en Ernst van Esso. Mogelijk is het ook de laatste foto die van deze twee joodse jongens gemaakt is.

In de tuin van de familie Slot, het huidige Slotplantsoen, werd in 1941 deze foto van de toen al verboden Padvinderij gemaakt. Ernst van Esso (op de onderste rij helemaal rechts) en Mauritz Wolff (middenin bijna geheel verscholen achter een andere jongen) waren er toen nog bij.

De familie Wolff had ook inwonend personeel: onder andere een huisknecht met de naam Johnie van Wanrooy. Of ze daar zo blij mee geweest zijn is nog maar de vraag, want naarmate de oorlog vorderde, werd hij steeds Deutschfreundlicher. Toen de Duitsers hun verboden om niet-joods personeel in dienst te hebben, verdween Johnie van het toneel.
Op school verliep ook niet alles naar wens. De twee jongste kinderen – Liesbeth en Johan Gustaaf – zaten bij het uitbreken van de oorlog nog op de lagere school. Liesbeth zou op het moment dat de scholen voor joden gesloten werden net naar de Rijks HBS gaan. Maar zij heeft haar eerste (en tevens laatste) jaar op de middelbare school niet in Meppel, maar op het Joods Lyceum in Zwolle doorgebracht. Johan is vanaf februari 1942 nog enkele maanden op de joodse lagere school in Meppel geweest.
Niet alleen moest de familie op een gegeven moment alle bezit inleveren, maar ook de bewegingsvrijheid werd beperkt. Het werd voor de familie Wolff steeds moeilijker om een normaal leven te leiden. Zeker toen vader in juli tewerk werd gesteld in Orvelte en Lion en Maurits een maand later in Linde:

Een deel van het personeel van de schoenfabriek van David Wolff poseerde in 1942, echter zonder hun uit zijn bedrijf gezette werkgever.

Mijn man werkte in de schoenfabriek van Wolff, voor de oorlog heb ook ik daar nog gewerkt. Ik herinner mij nog dat mevrouw Wolff mij opbelde en zei: ‘Wat is het toch wat tegenwoordig, nu hebben ze mijn man en zoon ook al in een werkkamp gestopt.’ We, mijn man en ik, hebben toen de heer Wolff in Orvelte zat nog etenswaren bij hem gebracht. Met de fiets en de bus gingen we bepakt en bezakt naar het kamp en bleven achter het prikkeldraad staan. In de verte zagen we de joden zitten te eten. Aan een bewaker vroegen we of we wat pakjes aan de joden mochten afgeven. Hij antwoordde: ‘Ik kijk wel even de andere kant op, dan kunnen jullie je gang gaan.’ Wij naar die mannen toe die in een kuil te midden van het stuivende zand hun boterhammen zaten te eten. Wat waren ze blij dat wij extra eten brachten!

Overzicht van door de Duitsers inbeslaggenomen inboedel van
het huis aan de Stationsweg.

Op 1 oktober 1942 werd het huis van de familie Wolff gevorderd ten behoeve van de Weermacht. Eind september kreeg de heer Wolff een brief van burgemeester Wisman met daarin onder andere het verzoek het huis binnen vier dagen te ontruimen (op het meubilair na) en de sleutel, voorzien van een label met daarop naam en adres, op het politiebureau af te geven. Hij kreeg verlof om nog even uit het kamp naar huis te komen en deze zaak te regelen (en waarschijnlijk ook om zijn nog resterende bezittingen te gelde te maken bij Liro). Moeder en kinderen brachten de laatste dagen van hun verblijf in Meppel door bij een familielid aan de Leonard Springerlaan 2. Hun plaats in het fraaie huis werd, nadat de Weermacht eruit was verdwenen, ingenomen door Hermann Diehl, een Duitser die op last van de bezetter de leiding van de schoenfabriek van Wolff had overgenomen.
Op de 3e oktober werden moeder en kinderen uit huis gehaald. Mevrouw Koenders schreef later dat zij en haar man de familie Wolff nog onderduik hadden aangeboden, maar men durfde niet. De twee kinderen liepen naar het station met rugzakjes omgegespt. Net alsof ze op vakantie zouden gaan. De realiteit was wel anders: de gehele familie heeft de oorlog niet overleefd. David, Amalie en twee van hun kinderen (Liesbeth en Johan Gustaaf) werden op 5 oktober 1942 vanuit Westerbork naar Auschwitz getransporteerd en daar op 8 oktober tezamen met vele andere Meppeler joden vergast. Toen waren hun zonen Maurits Johan en Lion reeds overleden; zij stierven op 30 september in Auschwitz.
In 1936 verlieten Günther, Walter en Werner Russ Duitsland. De gebroeders Russ waren zonen van de schoenfabrikant Jacques Russ, eigenaar van de fabriek Haase & Russ in Nowawes bij Berlijn, gemeente Potsdam. Het zeer bekende schoenenmerk PUMA was een handelsmerk van dit bedrijf. Moeder Russ gaf haar leven voor haar zoons, door in 1936 zelfmoord te plegen met de schriftelijke mededeling dat haar zoons niet meer voor haar in Duitsland hoefden te blijven! Vader Jacques Russ was al eerder een natuurlijke dood gestorven.

Werner Russ
Omdat Nederland in de Eerste Wereldoorlog neutraal was gebleven, meenden Walter en Werner dat het land een geschikt toevluchtsoord zou zijn. Bovendien hadden zij goede connecties in Oisterwijk, waar immers de grootste lederfabriek van Europa stond en waar zij ook zaken mee deden. Günther gaf de voorkeur aan Engeland. Hij kreeg een andere identiteit – Victor Ross – en was medeontwerper van de camouflagekleuren der schepen, gebruikt bij de invasie in 1944 in Normandië. Hij overleed medio zestiger jaren in Londen.
Walter trouwde in 1939 met Charlotte Kolbe en was door dit huwelijk met een niet-joodse vrouw pas laat ‘aan de beurt’ in de Duitse systematiek van wat zij noemden ‘Die Endlösung’. Hij overleefde de oorlog doordat hij het werkkamp Havelte omstreeks september 1944 kon ontvluchten en via onderduikadressen Oisterwijk bereikte dat in oktober 1944 werd bevrijd.
Na aanvankelijk bedrijfsleider te zijn geweest van de schoenfabriek VEDEHA in Oisterwijk, kreeg hij na de oorlog een aanstelling als bedrijfsleider van de bekende kinderschoenenfabriek RENATA. Hij overleed in 1976.

Werner Russ was naast schermer een gepassioneerd piloot (hobby). Op deze foto, die in 1934 is genomen, staat hij naast zijn vliegtuig.

De in 1902 in Neuendorf geboren Werner ging naar Meppel, waar hij bedrijfsleider werd in de schoenenfabriek van David Wolff in de Kruisstraat. Hij woonde in huis bij de familie Wolff, in hun grote woning aan de Stationsweg. Eind 1941 mocht Werner zijn beroep niet meer uitoefenen en op 20 juli 1942 werd hij samen met een aantal andere Meppeler mannen naar het werkkamp in Orvelte getransporteerd. Begin oktober belandde ook hij in Westerbork, waar hij bijna een jaar verbleef. Maar van uitstel kwam geen afstel want op 18 mei 1943 vertrok ook Werner met een transport van 2511 joden naar Sobibor. Daar overleed hij precies drie dagen later: op 21 mei.
Wat er van hem in Meppel achter bleef? Bewindvoerder David Wolff startte op 3 oktober 1945 zijn onderzoek naar de bezittingen van Werner. Het enige dat werd aangetroffen, waren een aantal schermartikelen die voor f 75,- werden verkocht aan de Politie Sportvereniging Assen. Het betrof: een schermvest, 4 schermhandschoenen, 4 schermmaskers, 2 schermdegens en 1 schermfloret. Een door Russ gedragen pak was bij de familie Inklaar terechtgekomen, die het op hun beurt bij Wolff brachten. Deze vroeg in 1951 aan het NBI of dat pak geschonken mocht worden aan iemand die er iets aan had. Russ was nu toch officieel dood. De heer Inklaar zei ook dat hij voor f 200,- aan onderkleding, sokken et cetera in bewaring had gekregen. Die had hij aan een zekere mevrouw Smit (een goede bekende van Russ) gegeven, die er pakketten voor Westerbork van had gemaakt. Ook had zij nog een gabardine regenjas van hem. Mevrouw Smit was echter niet meer te achterhalen; ze scheen ergens in het westen van Nederland te wonen.

Stationsweg 35.


Vorige