Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen


In een fraai huis aan de Parklaan 34, woonden Jetje en Mientje Zaligman en Izak Frank. Alle drie waren ongetrouwd. Jetje en Mientje waren zussen van de in de Soembastraat woonachtige Jozef Zaligman en kwamen uit Dwingeloo. Hun ouders waren Betje de Vries (1862) en Wolf Zaligman (1852). Jetje werd op 14 juni 1901 geboren, Mientje op 2 mei 1893. Waarschijnlijk zorgde Jetje voor de huishouding. Mientje was boekhoudster van beroep en werkte jarenlang op het kantoor van de firma Lobstein, groothandel in specerijen. De zusters Zaligman waren liefhebbers van de schilderkunst; zij gingen veel om met de kunstschilder Hugo van Schaik. Zouden ze schilderijen van die schilder gehad hebben? En, zo ja, waar zouden die dan gebleven zijn?

Izak, de broer van
Izak Frank, de eigenaar van het huis, werd op 30 december 1866 in Meppel geboren als zoon van Levie Frank (1841-1891) en Klara van Goor (1839-1928). In 1865 trouwden Levie en Klara in Meppel en ruim een jaar later werd Izak geboren. Hij kreeg nog twee broers: Abraham Levie (1869-1895) en Jacob (1872-1934). Jacob was ongetwijfeld de bekendste van de drie broers Frank. Hij had een grossierderij in zuidvruchten, die gevestigd was aan de Stoombootkade. Het was een drukbeklante zaak, die bij winkeliers in Meppel en ver daarbuiten een goede naam had.
Jacob was niet alleen zakelijk succesvol, ook in het Meppeler maatschappelijk leven werd hij zeer gewaardeerd. Hij was onder andere lid van de Orde der Vrijmetselaars, de Internationale Orde der Goede Tempelieren (een vereniging die zich inzette voor afschaffing van alcoholgebruik), Kinderhulp, Rode Kruis, de Voorschotbank van het Nut en de Vereniging tot Opvoeding van het Verweesde, Verwaarloosde en Verlaten kind. Daarnaast was hij oprichter en voorzitter van de afdeling Meppel van de Economische Bond, waaruit later de Vrijzinnige Democratische Bond en nog later VVD zou ontstaan. Ook in stilte deed hij veel goeds. Zijn buurman kwam daar eens op pijnlijke wijze achter, toen hij een joodse sjnorrer een gulden gaf en prompt te horen kreeg: ‘O, ik ben zeker verkeerd, want anders krijg ik veel meer.’
De waardering van veel mensen voor Izak bleek ook uit de enorme belangstelling bij zijn begrafenis op 23 december 1934. Het was drukker als zelden tevoren op de kleine joodse begraafplaats toen Jacob ter aarde werd besteld. Een indrukwekkende grafsteen herinnert nog aan die dag. Op die steen de symbolen van de Orde der Vrijmetselaars en een door Jacob zelf geschreven gedicht:

Nimmer brengt liefde een scheiding tot stand
Bindend is ’t groot element
Liefde houdt nooit met zelfzucht verband
Liefde heeft nimmer een end
Zonder liefde is alle gewin waardloos, verachtelijk en klein
Voor elke daad behoort liefde het begin en ook steeds het einde te zijn

Nadat Jacob was overleden, verliet zijn vrouw Mietje Cats Meppel. Zij werd in Auschwitz vermoord, maar liet een ook thans nog duidelijk zichtbare plek in Meppel achter. Op de joodse begraafplaats in Meppel is duidelijk een lege plek te zien: de plaats waar de grafsteen van Mietje haar man na haar overlijden had zullen vergezellen.
De zaak aan de Stoombootkade werd na het overlijden van de heer Frank door zijn weduwe op 15 februari 1935 verkocht aan mejuffrouw A. de Zwaan en de heer Ph. Boomstra; de bedrijfsnaam bleef Fa. L.J. Frank. Het bedrijf is de oorlog doorgekomen en na de oorlog voortgezet. De heer Ph. Boomstra was een jood die in Amsterdam woonde en de niet-joodse mejuffrouw A. de Zwaan woonde in Meppel in de Emmastraat. Mevrouw Valentijn weet zich uit de tijd dat Boomstra directeur was nog goed te herinneren dat zij zich tezamen met Boomstra en Van Es in het kleine kantoortje van de zaak bevond. Beide heren droegen een jodenster op hun jas en deden daar eigenlijk heel luchtig over. Ten onrechte!
De heer Boomstra werd – hij was immers joods – het werken onmogelijk gemaakt en het bedrijf werd hem ontnomen. Hij en zijn vrouw zijn door de Duitsers vermoord; hun beide dochters zijn bijtijds naar Amerika geëmigreerd. Nadat mevrouw De Zwaan was overleden (in de oorlog) werd het bedrijf voortgezet door een aantal werknemers: Ulrich, Van de Belt en Feddema. Vooral Feddema ontwikkelde producten – stijfsel, lijm en surrogaat jam – om de oorlog mee door te komen.
Na de oorlog kwam het bedrijf in handen van de erven Boomstra die de werkzaamheden tot eind jaren vijftig op een laag pitje bleven uitvoeren. Toen verdween het bedrijf uit Meppel. Maar ... de naam 'L.I. Frank' dook daarna op in Twello. Mogelijk hebben de erven de vergunning aan iemand in die contreien verkocht.

Izak, Jetje en Mientje brachten de eerste oorlogsjaren met zijn drieën door en zullen tezamen heel wat hebben afgepraat over wat de toekomst hun wel zou mogen brengen. Izak Frank kwam vanwege zijn leeftijd niet meer in aanmerking voor tewerkstelling in een werkkamp, dus kon hij ‘gelukkig’ in Meppel bij zijn beide hospita’s blijven.
De dames Zaligman voelden evenals vele andere Meppeler joden dat ze Meppel moesten verlaten. Ze besloten toen om waardevolle voorwerpen bij hun buren onder te brengen. Later… als ze terug kwamen, konden ze die dan weer ophalen. Één van die buren was de weduwe van tabaksfabrikant Jakobs, die op de hoek van Wilhelminapark en Zuideinde woonde. Zij kreeg onder andere een soort koperen lamp van Jetje en Mientje. Omdat zij nooit terug zijn gekeerd is die lamp bij de familie Jakobs gebleven. Onlangs is de lamp geschonken aan het Historisch Centrum in Meppel.

De ‘olielamp’ die de dames Zaligman onderbrachten bij een van
hun buren.

Het eind van hun verblijf in Meppel kwam toch nog onverwacht. Het begon op 27 september, toen een brief van de burgemeester van Meppel op de deurmat viel, met daarin het bevel de woning te ontruimen ten behoeve van de Weermacht en naar vervangende woonruimte om te kijken.

In september 1942 werd de inboedel van de woning van de dames
Zaligman aan deParklaan geïnventariseerd door de Meppeler
politie en door de Weermacht in beslag genomen.

Natuurlijk moesten zaken als tafels, kasten, bedden, lampen en gordijnen achterblijven. De dames kwamen terecht bij de familie Lobstein, de werkgever van Mientje. Daar zouden ze tot de eersten van Meppel behoren die te weten kwamen dat zij en de andere Meppeler joden naar Westerbork zouden worden vervoerd. De heer J.C. Boom zou namelijk later verklaren:

Op 2 October 1942 ontving ik bericht van de dames Zaligman of ik even bij hen wilde komen ten huize van de Heer Lobstein. Het betrof een dringende zaak. De juiste tijd kan ik mij niet precies meer herinneren, maar ik weet nog wel dat het aardedonker was. Het moet naar mijn mening omstreeks half tien geweest zijn. De dames Zaligman ontvingen mij in tegenwoordigheid van Lobstein en deelden mij mede dat dien nacht alle joden Meppel moesten verlaten.

Of de heer Frank ook bij de familie Lobstein was ingekwartierd is onbekend, maar wel is zeker dat het bericht dat de dames gehoord hadden, juist bleek. In de nacht van 2 op 3 oktober werden alle bewoners uit het huis van de familie Lobstein gehaald en naar het station gebracht. Ook Jetje, 41 jaar oud, en Mientje, 49 jaar oud. Izak Frank werd eveneens van zijn bed gelicht; wreed werd zijn oude dag (hij was inmiddels 75 jaar oud) door Meppeler politiemannen verstoord.
In Westerbork zouden Izak, Jetje en Mientje nog enige steun aan elkaar hebben. Ze bleven alledrie nog bijna een maand in dit kamp. Izak zou als eerste naar Auschwitz worden gedeporteerd. Hij verliet tezamen met 987 andere joden het kamp op 23 oktober. Drie dagen later blies hij zijn laatste adem uit. De dames Zaligman bleven een weekje langer in Westerbork. Zij verlieten op 2 november 1942 Westerbork en stierven op 5 november 1942 in Auschwitz. Weer twee nog jonge levens voortijdig afgebroken!

Jetje en Mientje Zaligman woonden samen met de oude heer Frank in
een royaal huis aan de Parklaan (tegenwoordig Wilhelminapark).


Vorige