Families

A.Brest

A.Cohen

H.Cohen / J.Wolff

S.Cohen / L.de Vries

D.en M.Drukker / J.de Hond

C.H.van Es

B.en S.van Esso / H.Roos

J.van Esso / J.Salomons

M.van Esso

B.Frank

H.Frank / P.Frank

J.Frank

R.Frankforter

B.van Gelder

R.Godfried

H.Goldsteen

M.Goldsteen

M., S., B. en S. Goldsteen

M.de Horst

S.Kan / J.Kan

S.Kats

N.en R.Keizer

J.van Kleef

B.Kroon

R.van Leer

S.de Leeuw en W.Kel

B.Levie

B.Levie

J.Levie

L.Levie

M.Levie

M.Lobstein

S.Mendels

C.Mesritz / R.Nathans

H. en S.Mesritz

M. en I.Pais / H.Polak

M.Polak

E. en J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

J.van de Rhoer

L.van de Rhoer

M.van de Rhoer

P.van de Rhoer

S.van de Rhoer

M.A.Roos

S.Roos

J.Rozendal

J.Rozendal

I.Sanders

J.Schaap

S.van der Sluis

B.Stern

I.Stern

A.J.Stibbe

J.en B.de Vries / A.Klein

A.Weinberg

R.Wijl

L.J.Wilda

W.de Wilde

A.Wolf

I.Wolf

D.Wolff

D.Wolff / W.Russ

E.Wolff

J.Wolff

M. en J.Wolff

A.Zaligman

B.Zaligman

J.en M.Zaligman / I.Frank

J.Zaligman

P.Zaligman

S.Zaligman

S. en E.van Zuiden

P.Zwarts

A.Zwiers-Rozendal

Fam.van de Rhoer

Pension Molenstraat

Duits-joodse vluchtelingen

Anton werd op 1 december 1875 in Dwingeloo geboren en was een van de vijf kinderen van Jacob Zaligman (1840, Dwingeloo) en Roosje Heimans (1839, Groenlo). Van die kinderen woonde naast Anton ook zijn broer Benjamin in Meppel.
Anton bleef ongetrouwd. In 1905 kwam hij naar Meppel en woonde tot 1936 aan het Noordeinde 5 en daarna in de Concordiastraat. Achter zijn huis lag een tuin die grensde aan de tuin van de familie Valentijn die aan het Westeinde woonde. In de tuin van Anton stond ook een ‘suikerboom’ (morellenboom). Tijdens de oorlog, alles was schaars, stelde hij een ruil voor met zijn achterburen: ‘Als ik jullie nu eens morellen geef, kan ik daarvoor dan een suikerbon in de plaats krijgen.’ Omdat de familie Valentijn geen suikerbonnen over had ging de ruil niet door.
Anton was textielkoopman geweest, maar genoot ten tijde van de oorlog van zijn welverdiende rust. Omdat hij geen vrouw had die voor hem kon zorgen, deed Johanna Bertha Philip de huishouding. Ze was een dochter van zijn zuster Jetje. Jetje was met Israel Philip getrouwd en woonde voordat ze naar Meppel verhuisde in Eibergen. Niet lang voordat de joden werden opgehaald, verliet zij Meppel. Johanna werd met haar broer en ouders eveneens door de Duitsers vermoord; op 13 maart 1943 in Sobibor.
Buurvrouw Hartkamp weet zich nog het een en ander van Anton te herinneren:

Anton was een heel aardige man. Hij kwam elke dag bij ons in de keuken even bijpraten. Toen de oorlog vorderde en de joden hun ster moesten dragen, durfde hij dat niet meer. Hij bleef dan bij het tuinhekje staan. Ik zei dan tegen hem: ‘Kom toch even in de keuken.’ En dan stapte hij over het hekje en kwam bij ons binnen.

Zaligman was bemiddeld: het huis aan de Concordiastraat was zijn eigendom en verder had hij nogal wat sieraden:

Die sieraden had hij in de tuin begraven, maar op een gegeven moment had hij ze blijkbaar weer opgegraven en bracht ze bij ons: ‘Buurvrouw, die zijn van jullie’, zei hij. ‘Ik heb liever dat jullie ze hebben, dan dat de Duitsers ze meenemen.' Ik was nogal verbouwereerd, maar toen mijn man thuiskwam en zei: 'Die kunnen we niet aannemen, die zijn van joden en daar krijgen we gedoe mee' , heb ik ze weer naar hem toe gebracht.

Bang dat er wat met hem zou gebeuren was hij ook, maar daar had hij wat op bedacht:

Op een gegeven moment kwam hij nogal opgelucht bij ons binnen en zei: ‘Kom eens kijken, ik heb nou wat bedacht.’ Ik mee en toen liet hij me een touw zien dat hij boven aan de trap, vlak bij zijn slaapkamer, had bevestigd. ‘Als ze bij mij aan de deur komen, doe ik het touw om de nek en laat me vallen.’

Het heeft allemaal niet zo mogen zijn:

Het was in de nacht van 2 oktober dat mijn man en ik lagen te slapen en wakker werden van lawaai. Ik schrok en mijn man is gaan kijken: ‘Doe je hoofd maar onder de dekens, de Duitsers zijn weer bezig’, zei hij. De volgende morgen hoorden we van een overbuurman die was blijven kijken, dat Zaligman uit zijn huis was gehaald. Toen hij nog even terug wilde om een overjas te halen, zeiden de Meppeler politiemannen: ‘Nee, je gaat niet meer terug. Die jas heb je toch niet meer nodig.’ Hij kwam nog in Westerbork, maar omdat hij ziekelijk was, werd hij meteen naar het Wilhelmina ziekenhuis in Assen gebracht. Hield hij zich ziek, of was hij werkelijk ziek? Op een gegeven moment konden ze hem niet meer in het ziekenhuis houden en zei de verpleging tegen hem: ‘Meneer Zaligman, u moet weer terug naar het kamp. We kunnen u hier niet meer houden.’ Hij heeft toen met een mes een slagader in zijn arm doorgesneden en heeft op die manier zelfmoord gepleegd.

Op 30 oktober 1942 diende de gemeente Meppel het aantal joden dat
nog in de gemeente Meppel verbleef, op te geven. Anton Zaligman
was toen reeds overleden.

Contract waarin staat dat het door Anton Zaligman verlaten huis,
beschikbaar kwam voor de heer Jans.

Zaligman overleed op 19 oktober 1942 in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen, ’s ochtends om half acht. Op een telkaart aanwezig bij het Centraal Bureau van de Statistiek werd aangegeven dat Anton Zaligman alléén zelfmoord had gepleegd, '[...] in een ziekenhuis door middel van snijdende werktuigen.'
Het huis van Anton Zaligman werd na het vertrek van de heer Zaligman door het Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen verhuurd aan een zekere Jans, beheerder van de Jeugdherberg. Die kwam op een dag bij buurvrouw Hartkamp en zei: ‘Moet je eens zien wat ik in de schuur achter een zak kolen heb gevonden: een zak sieraden. Wat moet ik ermee doen?’ Het leek mevrouw Hartkamp het beste dat hij ze weer zou verstoppen, maar dat deed hij niet; hij bracht ze naar de Duitsers.
Onlangs is gebleken dat Anton Zaligman een kluisje had gehuurd bij een van de bankinstellingen in Meppel. Deze kluis is in 1942 op last van de Duitsers opengebroken en de inhoud – waardepapieren, sieraden en andere waardevolle voorwerpen – is eruit gehaald en spoorloos verdwenen.

In een van deze huizen woonde Anton Zaligman.


Vorige